De dageraad wordt meestal aanzien als “het begin” van iets nieuws. Dus “het einde” van iets anders – de nacht; de periode waar we eigenlijk niets over weten en ook niets willen weten.
De nacht en de tijd van de duisternis is nochtans de periode waarin alles mogelijk is. De nacht hoeft niet per se angstaanjagend te zijn of de tijd waarin de spoken en slechte geesten verschijnen om ons te kwellen. In vele Westerse vertellingen en sprookjes is de nacht onveilig en onheilspellend. Terwijl de nacht rust en hernieuwing brengt aan lichaam en geest.
In Oosterse, zenboeddhistische handleidingen vangt de indeling van een volledige etmaal niet aan bij zonsopgang maar om middernacht. De richtlijnen voor de tempelkok van Meester Dogen (de befaamde “Tenzo Kyokun”) bv. laat “de dag” van de kok beginnen midden in de nacht.