Het is niet gemakkelijk, met dit nachtproject, om het hart van de nacht te vinden. Ik ben niet zeker dat ik er al geraakt ben. ‘t is nog zoeken en tasten in de duisternis (letterlijk).
Het is niet gemakkelijk om, als het donker is, je huis uit te gaan; de warmte van je “thuis” te verlaten en koud, wind en regen tegemoet te treden.
Bovendien zijn mijn nachtelijk escapades tot nu beperk gebleven tussen 20u en 01u in de nacht. Gisteren merkte ik voor het eerst een duidelijke “grens” rond 23u30 waarbij er beduidend minder mensen onderweg zijn. Het wordt dan stiller rondom je. De lichten in de huizen gaan meer en meer uit of de rolluiken zijn neergelaten.
Ik moet nog de “ware” nachtelijke uren verkennen (tussen 01u en 05u) die waarin het minst gebeurt. De periode waarin de meeste mensen slapen. De periode van de risico’s. Niet alleen van een onaangename ontmoeting (met een mens, een dier, een object – gisteren ben ik in de velden uitgegleden en in de prikkeldraad van de omheining terechtgekomen – zonder ernst, maar toch…). Het is ook de periode van “verdachtmaking”: als je je dan op straat (of in de velden of in een bos) bevindt, ben je “verdacht”. Wat doe je daar? Met camera, micro en statief?
Maar er is ook een ander risico: dat van helemaal van jezelf los te komen en een “gebied” binnen te stappen waarin geen enkel referentiepunt nog aanwezig is. Zoals in de dromen.
Hieronder een klein nachtfragment – hoe de dieren slapen.